Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AA5110

Datum uitspraak2000-02-15
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers99/1101 BELEI 29
Statusgepubliceerd


Uitspraak

Arrondissementsrechtbank te Zutphen Enkelvoudige kamer bestuursrechtelijke zaken Reg.nr.: 99/1101 BELEI 29 UITSPRAAK in het geschil tussen: Delta Radio 171 B.V. te Amsterdam, eiseres en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Apeldoorn, verweerder 1. Aanduiding bestreden besluit Besluit van 6 oktober 1999. 2. Feiten Bij besluit van 27 mei 1997 heeft verweerder de door eiseres gevraagde bouwvergunning voor de realisering van een langegolfzender op het terrein Radio Kootwijk geweigerd wegens strijd met het bestemmingsplan en redelijke eisen van welstand. In het kader van het vooroverleg over het bouwplan is door verweerder enkele malen schriftelijk mededeling gedaan omtrent de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt voor de realisering van een zender als door eiseres gewenst. Bij besluit van 14 juli 1997 heeft verweerder de vergunning voor een aangepast bouwplan geweigerd wegens strijd met het bestemmingsplan. Tegen beide besluiten is door eiseres bezwaar gemaakt. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op de bezwaarschriften. Op 26 januari 1998 is omtrent het beroep met toepassing van artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) beslist. Daarbij is het niet tijdig nemen van een beslissing op verzoek van eiseres opgevat als ongegrondverklaring van de bezwaren gericht tegen het besluit van 14 juli 1997. Het beroep is ongegrond verklaard. Bij brief van 29 januari 1998 is de gemeente Apeldoorn door eiseres aansprakelijk gesteld voor de geleden schade (16 miljoen gulden). Bij uitspraak van 24 december 1998 (Rawb 1999 nr. 71) heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State het beroep van eiseres tegen het niet tijdig nemen van een besluit alsnog gegrond verklaard. Daarnaast heeft de Afdeling geoordeeld dat verweerder en de president van deze rechtbank op goede gronden hebben geoordeeld dat het (aangepaste) bouwplan is strijd is met het ter plaatse geldende bestemmingsplan. De Afdeling heeft evenwel niet met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, Awb zelf in de zaak voorzien doch verweerder opgedragen binnen acht weken alsnog een beslissing op de bezwaarschriften van eiseres te nemen. Naar aanleiding van de uitspraak van de Afdeling is verweerder bij brief van 8 januari 1999 namens eiseres verzocht bij de alsnog te nemen beslissing tevens een beslissing te nemen omtrent de schade die eiseres stelt te hebben geleden als gevolg van de genomen besluiten en de alsnog te nemen besluiten. Op 2 maart 1999 heeft verweerder het bezwaarschrift gericht tegen het besluit van 27 mei 1997 niet-ontvankelijk verklaard wegens het ontbreken van procesbelang en het bezwaarschrift gericht tegen het besluit van 14 juli 1997 ongegrond verklaard. Op het verzoek om schadevergoeding is afwijzend beslist. Bij het bestreden besluit is het bezwaarschrift van eiseres tegen de weigering schadevergoeding toe te kennen niet-ontvankelijk verklaard voor zover het betreft de beweerdelijk geleden schade ten gevolge van beweerdelijk voor de beslissing op de aanvraag gewekte verwachtingen nu dit, aldus verweerder, geen schade betreft tengevolge van een voor beroep vatbaar besluit. Voor zover het betreft de schade ten gevolge van voor beroep vatbare besluiten is het bezwaarschrift ongegrond verklaard op de grond dat verweerder de onrechtmatigheid van die besluiten niet erkent. 3. Procesverloop Bij brief van 11 november 1999 heeft mevrouw mr. J. Vijlbrief-van der Schaft, advocate te Rotterdam, namens eiseres beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift en stukken ingezonden. Het beroep is behandeld ter zitting van 10 februari 2000. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door de heer J. Groeneveld, ambtenaar der gemeente. Namens eiseres is mevrouw mr. Vijlbrief verschenen. 4. Motivering 4.1 De brief van 8 januari 1999 moet worden gezien als een aanvraag om een schadebesluit te nemen. De beslissing op een dergelijke aanvraag levert in beginsel een primaire beslissing op, ook als de aanvraag wordt gedaan in het kader van een procedure waarbij bezwaar is gemaakt tegen het schadeveroorzakende besluit. Indien een bestuursorgaan gehouden zou zijn om als onderdeel van de beslissing op bezwaar ook omtrent het schadeverzoek te beslissen zal dat in veel gevallen leiden tot ongewenst uitstel van herroeping van het besluit waartegen het bezwaarschrift zich richt. De rechtbank wijst op de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 3 augustus 1999 AB 1999, 409 en de uitspraak van deze rechtbank van 25 juni 1998 98/167. Eiseres heeft dan ook terecht niet rechtstreeks beroep ingesteld tegen de schadebeslissing van 2 maart 1999. 4.2 De aanvraag van 8 januari 1999 betreft niet slechts een verzoek om een schadebesluit voor het geval verweerder bij de beslissing op het bezwaarschrift gericht tegen de weigering een bouwvergunning te verlenen de onrechtmatigheid van het besluit in primo zou erkennen. Ter zitting van 10 februari 2000 is gebleken dat eiseres er weloverwogen voor heeft gekozen reeds op 8 januari 1999 een schadebesluit aan te vragen ook voor het geval verweerder de onrechtmatigheid van het schadeveroorzakende besluit niet zou erkennen. Hoewel is verzocht om vergoeding van schade ten gevolge van besluiten is ook beoogd om een besluit aan te vragen strekkende tot vergoeding van schade tengevolge van schriftelijke mededelingen van verweerder voorafgaande aan enig besluit in de zin van de Awb. Verweerder heeft het verzoek ook als zodanig opgevat. Desgevraagd is ter zitting van 10 februari 2000 namens eiseres meegedeeld dat het verzoek om een schadebesluit niet ziet op de schade tengevolge van het niet tijdig nemen van een beslissing op de bezwaarschriften van eiseres gericht tegen de besluiten van 27 mei en 14 juli 1997. Voorts is ter zitting gebleken dat eiseres er om haar moverende redenen bewust voor heeft gekozen in het kader van het beroep tegen het besluit van 2 maart 1999 houdende ongegrondverklaring van het bezwaarschrift dat is gericht tegen de weigering een bouwvergunning te verlenen geen verzoek te doen tot veroordeling tot het betalen van schadevergoeding (artikel 8:73 van de Awb). Dat beroep is eveneens behandeld ter zitting van 10 februari 2000. 4.3 Uit onder meer de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 27 januari 1978 (AB 1978/144) volgt dat de gemeenteraad bevoegd is een besluit te nemen ter zake van schade uit onrechtmatige daad. Uit onder meer de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 18 februari 1997 (AB 1997, 143) volgt evenwel dat verweerder in een geval als dit bevoegd is een schadebesluit te nemen. Schade ten gevolge van voor beroep vatbare besluiten. Daar waar verweerder de onrechtmatigheid van de besluiten van 27 mei 1997 en 14 juli 1997 niet erkent en de onrechtmatigheid ook niet door de rechter is vastgesteld is het begrijpelijk dat verweerder ook de aansprakelijkheid van de gemeente voor vergoeding van schade uit onrechtmatige daad niet erkent. Ook ten tijde van het bestreden besluit was de onrechtmatigheid van die besluiten niet erkend noch door de rechter vastgesteld. Derhalve kan niet worden gezegd dat verweerder niet tot ongegrondverklaring van dat bezwaarschrift heeft kunnen komen. In beroep is door eiseres aangevoerd dat verweerder de beslissing op het bezwaarschrift had kunnen aanhouden in afwachting van de afloop van de bouwvergunningprocedure. Eiseres heeft hangende bezwaar evenwel niet om aanhouding van de beslissing verzocht en aanhouding lag - gegeven de onder 4.2 weergegeven - welbewust gekozen proceshouding van eiseres ook niet in de rede. Daar waar eiseres er bewust voor kiest in een prematuur stadium een schadebesluit uit te lokken kan zij verweerder in beroep niet met succes tegenwerpen dat verweerder de beslissing op het bezwaarschrift had moeten aanhouden. Het bestreden besluit is voor zover daarbij het bezwaarschrift ongegrond is verklaard dan ook niet in strijd met enige regel van geschreven of ongeschreven recht of enig rechtsbeginsel. Het staat eiseres vrij een nieuwe aanvraag voor een schadebesluit in te dienen zo spoedig is vastgesteld dat een door verweerder genomen besluit onrechtmatig is. Schade ten gevolge van de mededelingen van verweerder voordat op de aanvraag werd beslist. Gelet op het sterk gebonden karakter van de beslissing op een aanvraag voor een bouwvergunning is in het kader van die beslissing geen plaats voor het aanbieden van schadevergoeding aan de aanvrager. De vergunning dient te worden geweigerd indien het bouwplan in strijd is met de in artikel 44 van de Woningwet bedoelde voorschriften (en, zoals in dit geval, geen vrijstelling kan worden verleend). Een beslissing strekkende tot vergoeding van schade geleden als gevolg van mededelingen gedaan in het vooroverleg levert dan ook een zuiver schadebesluit op. Het gaat evenwel niet om schade ten gevolge van een onrechtmatig besluit dat vatbaar is voor beroep. Derhalve staat ook tegen het schadebesluit geen beroep open. Eiseres heeft gewezen op de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 29 februari 1996 AB 1997, 146 waarin de Afdeling bereid lijkt te zijn, aldus eiseres, bij de toepassing van artikel 8:73 Awb een veroordeling tot schadevergoeding uit te spreken ter zake van schade veroorzaakt door een schadeoorzaak welke voorafgaat aan enig onrechtmatig geacht besluit. Hier gaat het echter niet om de toepassing van artikel 8:73 Awb (alwaar ontvankelijkheidsperikelen niet kunnen spelen). Het voorgaande sluit ook niet uit dat indien eenmaal is vastgesteld dat sprake is van aansprakelijkheid voor schade voortkomend uit een onrechtmatig voor beroep vatbaar besluit (en de bestuursrechter dus bevoegd is) in het belang van een doelmatige procesvoering een minder strikte scheiding tussen schadeoorzaken wordt aangehouden. Verweerder heeft het bezwaarschrift voor wat dit onderdeel betreft in de gegeven omstandigheden dan ook op goede gronden niet-ontvankelijk verklaard. Eiseres kan ter zake dan ook een vordering naar burgerlijk recht tegen de gemeente Apeldoorn instellen. Overigens hangt het antwoord op de vraag of, en zo ja in welke mate, schade is ontstaan tengevolge van de mededelingen gedaan in het vooroverleg in belangrijke mate samen met het antwoord op de vraag of (uiteindelijk) vergunning wordt verleend. Daaromtrent is nog niet definitief beslist, nu eiseres beroep heeft ingesteld tegen de beslissing van 2 maart 1999 op haar bezwaarschriften. Van kosten aan de zijde van verweerder die met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen is niet gebleken. 5.Beslissing De rechtbank, recht doende; verklaart het beroep ongegrond. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de datum van verzending hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag. Aldus gewezen op 15 februari 2000 door mr. J.A. Lok, en op 15 februari 2000 die datum door hem in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier. Afschrift verzonden op: